donderdag 5 april 2018

ONS FRANSE HUIS IS KLAAR. EN MIKE WORDT 50 JAAR.


De architect belooft dat de oplevering in juni kan plaatsvinden. En dan rijst opeens de vraag: "Waar gaan we die kamers eigenlijk mee vullen?" Want de bedoeling is toch echt dat we de eerste jaren een aantal weken verhuren, zodat we de gemaakte kosten, d.w.z. het daarvoor geleende geld, een beetje snel kunnen terugbetalen. Want de poen is zo goed als op. Dus naar een woonboulevard rijden en lekker gaan shoppen is geen optie. Bovendien bestonden die dingen volgens mij helemaal nog niet in die tijd. En buiten het verhuren, willen we er tijdens onze eigen vakanties zelf ook wel kunnen slapen. En eten. En een borrel drinken natuurlijk.
Maar...als de nood het hoogst is, is de redding nabij:
Ik werkte al jaren - als wat nu een zzp-er wordt genoemd - o.a. voor het Venduehuis der Notarissen in Den Haag. En die kregen in februari de opdracht van het Kurhaus in Scheveningen om al hun meubilair te veilen. Kennelijk werden alle kamers iedere 5 jaar helemaal vernieuwd en moesten ze dus al die spullen kwijt. Bedden, lampen, banken, stoelen, tuinmeubilair, handdoekenrekken, haardrogers, fauteuils. Je kunt het zo gek niet bedenken, of het ging in de verkoop. En allemaal nog in prima staat. OK, de bekleding van de fauteuils was, zacht gezegd, niet helemaal ons ding, maar gezien de prijs zijn we daar maar heel snel overheen gestapt. En ze zaten (en zitten nog!) lekker. De veiling van al die spullen heeft ruim twee weken geduurd. En ´t voordeel als je de mensen van zo´n veilinghuis goed kent, is dat ze je kunnen vertellen op welk moment je moet gaan bieden. Nou ja, wij... Zij dus. Voor ons. Aan het eind van die 2 weken. Wanneer alle studenten in Den Haag al voorzien zijn van bedden, de opkopers de stoelen en fauteuils niet meer kwijt kunnen en er toch nog steeds een grote hoeveelheid spullen in de opslag van het Venduehuis staat. Binnen 3 dagen waren we voor een heel schappelijk bedrag voorzien van alles wat je nodig hebt om een groot huis in te richten. Met nog reserve spullen erbij. Plus een aantal schitterende wastafels én... de schemerlampen uit de bruidssuite. (Ik ben benieuwd waarop zij zoal hun licht hebben laten schijnen in die 5 jaren.)
Als toegift, zo goed als gratis, een enorme hoeveelheid tuinstoelen, -kussens, -tafels, ligstoelen en parasols. Want die wilde bijna niemand hebben. Wij helemaal happy. Zij het slechts heel kort.
Want dan ontstaat probleem 2: waar laat je dat allemaal totdat het naar Frankrijk kan worden verhuisd? Niet in je eigen huis tussen je eigen spullen. Dat paste letterlijk en figuurlijk voor geen meter. Niet qua hoeveelheid en al helemaal niet qua stijl. Opslaan bij het Venduehuis viel ook af, want hun ruimtes stonden vol met spullen voor de jaarlijkse grote voorjaarsveiling. En opslaan bij derden was financieel natuurlijk weer geen goed plan. 
De oplossing vonden we uiteindelijk onder de grond. Want onder een groot deel van mijn kantoor bevond zich een hoge kelder, waar we 95% van onze veilingaankopen kwijt konden en de overige 5% werd tijdelijk gestald in de garage van onze vrienden Boy en Emmy. Pfff. Ook weer geregeld.
Vervolgens restte nog de keukeninrichting en beddengoed enzo. Want helaas deed het Kurhaus die niet weg.... Maar daar hadden we Ikea voor. Zogenaamde ´beginnersdozen´, zoals dat heette. Zowel voor servies en bestek als pannen en ander keukengereedschap. Ideaal. Met dochter Valerie lekker shoppen. Zijn we allebei heel goed in. "Kijk mam, moet je niet nog een kleed voor de slaapkamers? En handdoeken? En dekbedovertrekken? Oh ja. En dekbedden en kussens zelf natuurlijk." Op die laatste spullen hebben we overigens bij een beddenwinkel grote korting gekregen, omdat we in één keer 12 dekbedden en 24 kussens en dekbedhoezen en 48 slopen kochten. Alsof je een weeshuis moet inrichten. De handdoeken hebben we voor een groot deel met familie en vrienden bij elkaar gespaard met zegels van de Shell. (Sorry Harko.)

En dan is het moment van de verhuizing daar. 7 Juli 1991.

Ik moest nog een week werken, dus manlief met vrienden Hans en Rity, en mijn broer Johannes met toenmalige vriendin Claudine en zijn (toen nog zoontje) Raphaël, vertrokken allemaal richting Noyant. Om in te richten. Johannes, Claudine en Raaf het appartement links en Mike met Hans en Rity het rechter appartement. Ondanks wat goedmoedig gesteggel over wie welke lampen, banken en andere spullen mocht gebruiken en hoeveel van alles, was de inrichting snel een feit. En toen ik een week later aankwam met Erik, de zoon van Hans en Rity, en hond Slipper (poes Ceri werd verzorgd door de buren) was mijn bedje letterlijk en figuurlijk gespreid. Super. Daar moest op gedronken worden! Op het terras. Op kussens en stoelen van het Kurhaus. Très chique!

1991 Was ook het jaar dat Mike 50 werd. Dat moest natuurlijk worden gevierd, en ook dáár moest op gedronken worden.... Dat laatste zijn we sowieso altijd goed in geweest. (Nog steeds overigens.) 
Broer Johannes had een week daarvoor besloten dat bij dit pand toch in ieder geval een zwembad(je) hoorde. Dus werd dit fraaie cadeau aangeschaft voor Mike z´n verjaardag. Maar waar moest dat komen? Na enige discussie werd uiteindelijk unaniem besloten dat het perron aan de overkant van de rails de beste plaats was. Lekker zonnig maar toch niet te dicht bij de zonaanbidders op het terras. Want die worden dan wellicht het slachtoffer van de altijd aanwezige ´lollige´ spetteraars. 
Johannes en Mike kregen toen bovendien het briljante idee dat het veel chiquer was om voor zo´n zwembad (rond metalen frame met dunne metalen wanden en met daarin een soort van grote plastic zak) een gat in de grond te laten graven waar we dat gevaarte dan in zouden laten zakken, zodat uiteindelijk de bovenkant van het zwembad op dezelfde hoogte zou komen als de grond er omheen. Dus werd een graafmachine gecharterd, en een vrachtwagen met een paar kuub strandzand besteld. Na een uur of 2 was het gat gereed, het zand er omheen gekiept en glad geschept/geharkt en kon het zwembad worden opgezet (of is het ´neergelaten´in dit geval?). 

 Johannes en Mike leunend op Het Zwembad, 
terwijl de graver aan z´n werk begint.

Het gat is gegraven, en nu wordt het ´strand´ gestort...


...en met vereende krachten verdeeld en geharkt.

Ik weet niet of iemand van jullie de gebruiksaanwijzing bij zo´n ding wel eens heeft bekeken, maar het is net zoiets als voor het eerst sneeuwkettingen om je banden proberen te leggen. 24 Plaatjes met tekst. En wat die plaatjes en die tekst precies voorstellen/aangeven is beslist een eindeloos onderwerp van discussie. 
 Daar staan we dan. De wand hebben we. En nu? Plaatje 21?

Het graven van het gat en het storten en uitharken van het zand is beduidend sneller gegaan dan het in elkaar zetten van ´t zwembad zelf. Maar met vereende krachten en zonder dat familie en vrienden echt met elkaar op de vuist zijn gegaan, stond ons zwembad aan het begin van de avond klaar om te worden gevuld. 
Met kraanwater. Want een pomp voor onze put hadden we nog niet. OK. Dat duurt even. Tijd voor een borrel dus. En tussen de drankjes door werd het strandje opgeleukt met een paar ligstoelen en een parasol van het Kurhaus. Net echt. 

 En dan kan er gezwommen worden. Eerst testduik is voor proefkonijn Raphaël.


En dan nadert de dag van Mike z´n verjaardag met rasse schreden. Mijn moeder, van wie we een deel van het geld voor de verbouwing hadden geleend en die graag wilde zien of we wel waar voor dat geld hadden gekregen, én mijn schoonmoeder die net zo nieuwsgierig was, besloten dat die 50ste verjaardag een leuke aanleiding was om gezamenlijk hierheen te komen. Met Valerie. In de auto. Het Peugeot-je 205 van mams. Gezien de gevorderde leeftijd van beide dames en het feit dat Val nog geen rijbewijs had, werd besloten 2 dagen uit te trekken voor deze barre tocht. Schoonmams wilde uiteindelijk liever niet teveel rijden, want die was een automaat gewend. Dus heeft moederlief het leeuwendeel van deze afstand de pedalen en het stuur bediend. Arme Valerie. Mijn moeder heeft ooit haar rijlessen in Naarden gekregen van een ex-politie agent, en ze moet beslist geslaagd zijn voor haar examen want ze had een rijbewijs (dat heb ik zelf gezien), maar daar was in de praktijk nauwelijks iets van te merken. 
Waarschijnlijk was de betreffende agent zo eentje die z´n hele agentenbestaan met zo´n klapbord op kruisingen het verkeer heeft staan regelen, want mamslief was zolang ik me herinner, een gevaar op de weg. Ik heb alle begrip voor m´n vader, die haar nooit liet rijden als hijzelf ook in die auto zat.
Helaas voor Valerie had die geen keus en waarschijnlijk wist ze ook nog niet helemaal waar ze aan begon. Om een lang verhaal kort te maken: toen ze na 2 dagen aankwamen, stapte Val lijkbleek uit de auto en riep onmiddellijk: "Als je maar weet dat ik VOOR GEEN GOUD weer bij ze in de auto stap. Ik ga BESLIST NIET met ze mee terug!" Met 70 km per uur een snelweg oprijden, zonder te bedenken dat er misschien een auto met 130 km/uur aan kan komen, en vervolgens gezellig met 90 km/uur die snelweg te blijven volgen is niet goed voor haar geestelijke én lichamelijke gezondheid geweest. De (schoon-)moeders vonden dat ze zich verschrikkelijk aanstelde.... "Zo erg was ´t niet hoor. Ik heb per slot al jaren m´n rijbewijs en nog nooit een ongeluk veroorzaakt" riep mams.  Nou, dat is dan pure mazzel en dankzij een super reactievermogen van alle medeweggebruikers geweest, denken wij.

Maar goed, dan is eindelijk de dag van de verjaardag daar. 31 Juli.
Het begin van de dag krijgt een al feestelijk tintje met een wodka orange bij het ontbijt. Bij het ontbijt?!? roepen de moeders? Alcohol?!? Maar uiteindelijk verdwijnen bij beiden 2 glazen naar binnen. Toch wel een erg lekker drankje. Zelfs ´s morgens. (Voor de liefhebbers: een vinger wodka in een whiskyglas met een scheut(je) sinaasappel limonadesiroop en veel ijsblokjes.)

En eind juli is het toch altijd mooi weer in Frankrijk? Dus hebben we vooraf besloten dat we lekker gaan bbq-en en een grote schaal gratin dauphinois maken met een enorme bak sla. En natuurlijk ijs toe. Tuinstoelen en -tafels genoeg, en dat moet ook wel want het is uiteindelijk een uitgebreid gezelschap geworden dat zal plaatsnemen aan deze feestdis. 
Maar... ´t Regent. Pijpenstelen. De hele dag. Dus moet er worden geïmproviseerd. Een aantal tafels wordt aan elkaar geschoven in onze keuken, een parasol boven de bbq buiten en klaar is Kees. Die was overigens niet aanwezig, want die kennen we niet, maar wel Doro en Frans, schoonzus Joan en haar man Pieter,  jeugdvriend Philippe van Claudine. En natuurlijk de moeders en Valerie, Johannes, Claudine, Raphaël en wijzelf niet te vergeten.)

Van Raphaël krijgt Mike, ter verhoging van de feest- en zwemvreugde, een zwembandje, badmuts, zwembril en een zeilbootje voor het spele(nvaren). Waar we natuurlijk om de beurt mee worden uitgedost na de zoveelste fles wijn c.q. het zoveelste glas whisky.


Hier is Johannes de gelukkige. Tot grote hilariteit van Claudine en mams.

Waarna de avond wordt afgesloten met een door Johannes en Claudine verzorgde vuurwerkshow op het perron/terras. Daarvoor wil het vermoeide feestvarken toch nog wel eventjes z´n bed uitkomen. 6 Vuurpijlen, waarvan er 3 een stille dood sterven omdat ze te nat waren, en een aantal rotjes later waarvan een deel hetzelfde lot is beschoren, zoekt ten slotte iedereen moe maar voldaan z´n kurhaus-bed op.
En zo is het toch nog een hele gezellige, zij het regenachtige, dag geworden.

vrijdag 16 februari 2018

ZIJN WE EEN CAMPING BEGONNEN?

Eind november 1990 brengen we even een spoedbezoek aan Noyant om te kijken hoe alles vordert. Of misschien juist niet.
Na aankomst ´s avonds lekker gegeten te hebben bij onze hof-herbergier, volgt de gebruikelijke nachtrust. Voor Michael prima. Voor mij minder. Misschien zijn jullie ook bekend met het spelletje "landje-pik"? Wij speelden dat vroeger in Naarden en het werkt alsvolgt: Je tekent met de punt van je schoen een langwerpig veld, dat zo precies mogelijk in tweeën wordt gedeeld. Zo hebben jij en ´jouw vijand´ieder eenzelfde stuk land. Vervolgens moet je, rechtop staand, een mesje - dat je meestal gepikt hebt uit de keuken van je moeder - in het vierkant van `de vijand´ laten vallen, om zo te proberen zijn terrein te veroveren. Of het jouwe kwijt te raken. Dat laatste was ik vooral heel goed in. Mike kennelijk in het eerste....
De Franse hotelbedden hadden (en hebben ook nog regelmatig) pygmee-afmetingen: 140 x 180 cm is geen onbekende maat. En als je pech hebt en in een wat ouder, reeds lang niet gerenoveerd hotel terechtkomt, zoals onze Noyantese herberg, bevindt zich in het midden van dit poppenhuisbed ook nog een diepe kuil. De zogeheten `ontmoetingskuil´. Een verplichte actie dus. Of je daar nou zin in had of niet. Mike had daar geen problemen mee. Die nestelde zich bij het slapen gaan al direct in de kuil, wat mijn toch al te kleine helft nog kleiner maakte en vervolgens begon hij landje te pikken. Als een soort slapende bulldozer steeds een stukje verder richting mijn (warme, want daar ging het hem om) plek. Tot ik nog net op m´n zij op het uiterste randje kon balanceren. Want de voor de hand liggende oplossing: loop om, en ga aan zijn kant het bed weer in - maakte geen indruk op mijn veroveraar. Hij maakte dan gewoon rechtsomkeert. Kortom, de volgende ochtend verscheen hij uitgerust en ik met wallen onder m´n ogen aan het ontbijt. 

 Ingang Bar Hôtel Restaurant Du Lion d´Or (foto Anjou tourisme)
Onze vaste stek tijdens de verbouwing.

Dit was terzijde, want ´t ging over ons blitz-bezoek en niet over nachtrust perikelen. 
Na het genoemde ontbijt, zijn we direct vol verwachting richting station getogen, om vervolgens de schrik van ons leven te krijgen. 
In die tijd gaat de weg gewoon over in het voorterrein van het station, omdat er geen enkele afscheiding is. Niet in de vorm van een muur of hek, noch in de vorm van enig soort beplanting. Dus kunnen we bij de kerk al zien dat er een ongebruikelijke activiteit op ons voorterrein plaatsvindt. We zien een aantal oude caravans, wat paarden en 1 of 2 krakkemikkige vrachtwagens; er branden twee kampvuurtjes waar ketels boven hangen en er loopt en zit een hoop volk: Vrouwen, mannen, en kinderen in alle leeftijden. En deze laatsten in meer of mindere staat van ontkleding. OK, dit betrof alleen de kleine kinderen. (En valt enigszins onder het hoofdje: "Overdrijven is ook een kunst." Maar goed. 
´t Maakt het verhaal wat smeuïger.)

Als we vervolgens het terrein oprijden en met kordate pas richting de verzamelde meute lopen om ze even te gaan vertellen dat dit een privé terrein is en ze hier niet mogen komen en hier al helemaal niet hun kampement mogen opslaan, komt de oudste man van het gezelschap onmiddellijk op ons af, met in zijn hand een grote officieel uitziende enveloppe. Hij tovert een officieel schrijven, met meerdere stempels, van de Franse spoorwegen tevoorschijn, waarin wordt uitgelegd dat deze groep Roma (wat dat zijn het) de opdracht van de SNCF heeft gekregen om alle rangeer-rails en 1 hoofdrails, inclusief de bijbehorende bielzen, te verwijderen. 1 Rails zal blijven liggen, vertelt hij ons nog. Voor noodgevallen. Zoals bijvoorbeeld een oorlog.... Lekker optimistisch, die SNCF.
De ontmantelde rails mogen ze verkopen en dat is hun betaling. Kunnen we niets tegen inbrengen. Bovendien is de goede man super beleefd en vraagt heel vriendelijk of ze wellicht water mogen tappen uit onze buitenkraan om te wassen, de paarden te laten drinken en te koken. Natuurlijk. 

(foto Le Huffington Post)



(foto Ladepeche.fr)


(foto l´opinion france)
 In Frankrijk worden Roma meestal simpelweg aangeduid als "Gens du Voyage"
Je zou dat met wat fantasie kunnen vertalen als: Reizend volkje. 
(Het verkleinwoord maakt de term wat vriendelijker.)

En dan is het begin januari 1991. De restauratie-/verbouwwerkzaamheden vorderen gestaag. Als we tijdens laatste dagen van de kerstvakantie over het terrein lopen, valt weer op dat het voorterrein wel heel erg open is. Dus iedere passant die langs loopt of rijdt, vermindert z´n snelheid om te kijken wat die buitenlanders daar nou toch allemaal aan het doen zijn. OK. Tot nu toe weinig. Maar straks willen we hier beslist lekker kunnen zitten. Misschien wel in zwempak of -broek. En dan niet ´te kijk´voor deze goê, en wellicht andere gemeentes.

Geen probleem, zegt onze herbergier. Ik ken een bomenkweker die snelgroeiende coniferen kan leveren. Goed plan. ´t Is groen, vast goedkoper dan een stenen muur om het hele terrein en ´t vergt weinig onderhoud. En manlief is vooral te spreken over het bijvoeglijk naamwoord ´snelgroeiend´. Dat was ik ook als puber, en met het eindresultaat van die eigenschap heeft hij kennelijk wat. 
Op naar de kweker. Hij toont ons een volgroeid exemplaar en meldt dat hij iedere hoeveelheid kan leveren. Maar dan natuurlijk jonger en dus kleiner. 
Fantastisch. We nemen er 175, zodat het hele voorterrein en het middenperk omzoomd kunnen worden door deze snelgroeiers. Vóór de paasvakantie zullen ze allemaal worden geplant. Super. Dan zitten we van de zomer tenminste een beetje uit het zicht van nieuwsgierigen. Bovendien zullen ze worden geplant op een nog aan te leggen soort van talud, waardoor we nóg sneller uit het zicht zullen zijn.
Maar... als we vol spanning met Pasen komen kijken, blijkt dat ´jonger en dus kleiner´ betekende dat we nu de gelukkige eigenaren zijn van 175 coniferen maat Madurodam. En´snelgroeiend´houdt dus waarschijnlijk in dat we over een jaar of 5 misschien eindelijk enigszins beschut voor nieuwsgierigen, aan de voorkant van het station kunnen zitten. 

 Als je goed kijkt, kun je nog net de coniferen tussen het - even hoge - onkruid zien staan.

 Aan deze kant is het onkruid weggemaaid met een débrousailleur. 
 Ja. Dat scheelt een stuk. Dit was in juli. Kunnen we toch lekker ´uit het zicht´ zitten.... 
Dus de badpakken en zwembroeken zijn in de koffers gebleven.

Dit is het terrein links (waar vroeger de geit liep en de groententuin was). 
Grenzend aan de straat. 
En op deze foto ook ontdaan van het onkruid tussen onze enorme coniferen.
 
Dat krijg je dus als je zelden of nooit getuinierd hebt en dus niets van struiken of planten weet. Want groene vingers had ik allesbehalve. Verder dan wat potten met planten in ons kleine betegelde achtertuintje, een grote yucca en wat kleine planten in huis, ben ik vroeger nooit gekomen. Plus natuurlijk de gebruikelijke blauwspar met Kerst, waarbij ik toch echt kon zorgen dat hij (of zij?) na ruim 2 weken nog alle naalden had, voordat we hem/haar 1-hoog uit het raam kieperden. Eén keer helaas niet, omdat onze kat Ceri van mening was dat de piek er beslist uit gemept moest worden en ze dus met boom, ballen en piek de kamer inzeilde. Glazen ballen en glazen piek. Die laatste met belletjes.... Sindsdien werd de top van de boom met nylondraad aan de gordijnrails vastgemaakt.





donderdag 11 januari 2018

HOOGTEVREES? IKKE? VOOR GEEN (4) METER....

We kwamen er al gauw achter dat een verwaarloosd station kopen snel gaat. Maar dan... Als je woont en werkt in Nederland, moet je dus ofwel in je vakanties zelf klussen, ofwel je bent afhankelijk van aannemers in het land waar het te verbouwen/restaureren pand staat.
Gelukkig hebben wij tijdens ons eerste (en alle volgende) bezoek(en) aan dit dorp, geslapen in een hotel waarvan de eigenaar zich uitermate behulpzaam opstelde. Hij stelde ons al snel voor aan de burgemeester die toestemming moest geven voor de aanschaf van het station door particulieren, omdat de gemeente altijd voorrang heeft bij verkopen van staatseigendommen. Die toestemming was snel verleend omdat de gemeente er geen bestemming voor wist en deze hele uithoek van het dorp alleen maar verder in verval zag raken.  De burgemeester (nu een goede vriend) ´vergat´ echter voor het gemak (van de gemeente, helaas bleek later ons ongemak) te melden dat er 50 meter verderop tegenover ons terrein een "halteplaats" voor zigeuners was.... (Hierover in de toekomst een keer meer.)

Genoemde herbergier kende bovendien een architect die gespecialiseerd was in de restauratie van oude gebouwen, dus die werd nog voor het tekenen van het voorlopig koopcontract direct opgetrommeld.
De bouwkundige tekeningen werden gemaakt en direct weer door ons veranderd. 
Vervolgens kwam de goede man (de architect) met aannemers uit het stadje waar hij zelf vandaan kwam. 30 Km verderop... Dat was dus duidelijk niet onze bedoeling. Lokalen wilden wij. Want met de bewoners van ´ons´ dorp moesten we ooit door één deur kunnen. Al was dat in het begin vooral de deur van de plaatselijke supermarkt.
Uiteindelijk was alles geregeld. De offertes van de betrokken aannemers en de garanties waren binnen en de tekeningen waren aangepast aan onze wensen.
Vervolgens meldde de architect dat de verbouwing voorlopig moest worden uitgesteld, omdat het ziekenhuis uit zijn woonplaats een aantal architecten, waaronder de goede man zelve, had uitgenodigd om een ontwerp te maken voor een nieuw te bouwen complex.
Dus werden wij voorlopig (bijna een jaar) In De Wachtkamer gezet. Daar konden we lijdzaam toezien op de gestaag vorderende afbraak van het station door plaatselijke jeugd en vooral veel onbekend gebleven handelaren in oud eikenhouten parket, ramen, deuren en luiken, roze marmer (van de diverse open haarden) en zelfs de zinken dakgoten van de op ons terrein aanwezige hangar (het dak van het station zelf was gelukkig te hoog). "Leeg opgeleverd" heet dat meen ik in een koopcontract. Toch aardig dat zoveel vriendelijke onbekenden de Franse spoorwegen daarbij een handje hebben willen helpen....

Voor ik verder ga, eerst even een korte uitleg over hoe een station als het onze oorspronkelijk (in dit geval in 1884) werd opgeleverd.
Grenzend aan het voorplein bevond zich een afgezet terrein met waterput, een geit (voor de melk) en een stuk grond voor een groentetuin. Dit alles voor privé gebruik van de stationschef. Onder het station bevond zich een grote voorraad- en een grote kolen-/houtkelder. De stationschef (in ons geval was de laatste een -cheffin) woonde met zijn/haar gezin op de 1e verdieping, boven de wachtkamer, kantoortjes en loketten. Daar hadden ze (in ieder geval in ons station) een woonkamer, eetkeuken, 3 slaapkamers, een kleine badkamer en een toilet. (Of die laatste twee voorzieningen er al in 1884 bij de oplevering waren, betwijfel ik ten zeerste, aangezien de Fransen niet bepaald voorop liepen als het om sanitaire voorzieningen ging.)
De privé voordeur en de trap naar die woonverdieping bevonden zich in een soort van halletje rechts, naast de wachtkamer. Tot zover de geschiedenis. 
Terug naar het heden van toen.

Eind 1990 mochten we eindelijk De Wachtkamer uit. De werklui gingen aan de slag, de hoteleigenaar hield een oogje in het zeil (en z´n handje op, bij de plaatselijke aannemers bleek achteraf) en wij leefden van lang weekend, naar lang weekend, van vakantie naar vakantie en van voortgangsrapport naar voortgangsrapport.

Op een gegeven moment kregen we bericht dat de beide badkamers geïnstalleerd waren. Dát moesten bekeken worden.
Omdat wij van plan waren om het station in tweeën (verticaal gesplitst) te verhuren, hadden we een tweede trap nodig voor de slaapverdieping van het appartement aan de linkerzijde. Op dat moment, was de scheidingsmuur beneden wel al opgetrokken, maar die trap nog niet geplaatst. Maar... niet getreurd. Er was een ladder om op dat deel van de verdieping te komen. En hoewel de benedenverdieping ruim 4 meter hoog is, maakte me dat niet uit. Vrouwelijke nieuwsgierigheid overwint een hoop. Ook hoogtevrees. "Heus jongens, ik durf echt wel die ladder op te gaan hoor!"
Inderdaad. Óp wel. Maar áf niet.
Want toen ik de betreffende badkamer had bewonderd en iedereen alweer naar beneden was omdat ik ze (uit pure beleefdheid natuurlijk....) had laten voorgaan, moest ik toch echt zelf ook. En dat nu ging ik niet doen. "Bel de brandweer maar, dan kunnen ze me met zo´n bakkie naar beneden halen via het raam" opperde ik. Zoals iedere ladderoloog en ladderiater weet, werkt het afdalen als volgt: Je loopt doelbewust vanuit het veilige midden van de vloer, naar de ladder aan de rand van de afgrond. Afhankelijk van het feit of je rechts- of linkshandig bent, parkeer je je rechts of links naast die ladder. Daar aangekomen, pak je met één hand de boom van die ladder direct naast je, en draai je je vervolgens een halve slag om, met het doel de andere boom met je andere hand vast te pakken. Tegelijkertijd til je je rechter- of linkerbeen om de boom heen, kijkt naar beneden en zet je voet op een sport. Een fluit van een cent. Voor mij een handeling van 10 miljoen. Na een stuk of 20 pogingen, waarbij ik de ladder zowel van rechts als links heb benaderd (handig als je ambidexter bent) de eerste boom moedig heb vastgegrepen, en m´n been heb opgetild alsof ik een hondje bij een echte boom was, ging ik kotsmisselijk direct weer terug naar af. Want het vervolg, de halve pirouette, zag ik voor geen (4) meter zitten. Dat ging ik echt niet doen! Vergeet ´t maar. ´t Is veel te hoog hier.

Maar ja. Uiteindelijk moet je toch naar beneden, dus met broer Johannes boven me die me vasthield en echtgenoot Mike onder me, die m´n voet op de juiste sport heeft gezet en me stapje voor stapje naar beneden heeft geloodst, ben ik uiteindelijk toch beneden gekomen. Bibberend op m´n benen. Dat wel. Maar een gin tonic (of wat) in het hotel doet daarna wonderen.
En de badkamers waren mooi geworden. Dat had ik met eigen ogen kunnen zien. 
Mijn volgende bezoek aan dat deel van de 1ste verdieping was pas nádat de echte trap was geplaatst.


 

Deze twee foto´s zijn gemaakt toen we het voorlopig koopcontract
hadden getekend. 

Gezien het feit dat alle ramen en luiken nog zichtbaar zijn, is dit vóórdat werd begonnen
aan de werkzaamheden om het station écht leeg op te leveren... 
(Helaas - of misschien wel gelukkig - hebben we geen foto´s van die eindfase.)



 En die ladder zag er dus ongeveer zo uit. Maar dan 4 meter hoog....

SLAPEN IN EEN KASTEEL


Nadat we ´mijn´station hadden bezocht, bekeken en opgemeten en vervolgens de twee andere gekeurd en deels direct weer afgekeurd, werd de terugreis naar Nederland aanvaard. Met nog één overnachting in de planning.
Onze vriendin was onze TomTom. Gewapend met kaarten, een schrijfblok en een pen zat ze ´s avonds na het eten en ´s morgens voor het ontbijt, de route uit te stippelen. GPS bestond nog niet, maar dat maakte niet uit. Wij hadden onze vriendin. Ik wil zeker niet zeggen, dat ze vooral daarom met ons meereisde, maar makkelijk was het wel.
Buiten het uitstippelen van de route (met hier en daar een rondje omweg om een leuk meer of een andere bezienswaardigheid te bezoeken), vertelde ze hoeveel kilometers we nog moesten rijden en daarnaast konden we aangeven of we een binnenweg of een snelweg wilden volgen.

Na het laatste stationbezoek werd besproken waar we ongeveer zouden gaan overnachten. Vriendin riep toen meteen: "Ik hoop dat we een chambre d´hôte in een kasteel tegenkomen. Ik zou zo graag een keertje in een kasteel overnachten." Dus werd besloten daar naar op zoek te gaan.
En ja hoor. Rond borreltijd (en dus het moment om te zoeken naar een plek om te overnachten), zagen we een bord aan de rechterkant van de weg: "Chambres d´hôte", met in de verte een schattig kasteeltje in een park.
Als ´t geen achterlijk dure tent was, werd dit onze slaapplek voor die nacht.

Om bij de ingang te komen, moest je om het kasteeltje rijden en aan de achterkant vonden we een parkeerplaats en een ingang. Geen andere auto´s, dus waren wij de enige gasten voor deze nacht, wat de kans van slagen vergrootte. Vriendin helemaal enthousiast. "Eindelijk een keer slapen in een kasteel, al is ´t maar een kleintje."

Na een aantal malen te hebben geklopt, werd de deur uiteindelijk geopend door een dame op leeftijd. Een jaar of 65 à 70 schatten we. Op de vraag of we hier konden overnachten, werd positief geantwoord. Na binnenkomst werden we voorgegaan naar een grote ruimte, die duidelijk in gebruik was als eetkamer. Een grote tafel, met aan het hoofdeind een mummie in een rolstoel uit 1880 ongeveer. "Dit is mijn schoonmoeder", sprak onze gastvrouw. De mummie bewoog en er kwam een benig handje vanonder een grote wollen omslagdoek. Omzichtig werd dit door ons geschud, waarna het handje weer verdween onder genoemde doek, en we vervolgens werden voorgesteld aan de man des huizes in een wat slonzige outfit, met bijpassend uiterlijk.

Vervolgens ging onze gastvrouw ons voor naar onze kamers. Via een monumentale trap kwamen we op de eerste verdieping. Aan de linkerzijde van de hal bevond zich onze kamer. Een meter of 10 lang en 5 breed, met 1 tafeltje en een tweepersoonsbed. Een beetje karig, de inrichting, maar meer heb je niet nodig om te slapen. Rechts achterin een deur, waarachter zich de badkamer bevond. Simpel en niet écht spic en span.

Vervolgens werd de kamer van vriendin getoond. Aan de overkant van de hal. Recht tegenover haar kamerdeur lag een onbestemd, lichtgekleurd hoopje derrie in een hoek. "Stopverf" zeiden wij tegen vriendin. "Kattenpoep of -kots" zei vriendin, die niet voor de gek gehouden kon worden, omdat ze zelf 2 katten had. Haar doorgaans gezonde kleur, was plots een tintje lichter. Ter verduidelijking: vriendin heeft Schevenings bloed en is erg van schoon, schoner, schoonst in huis.
Zonder enige aandacht aan het hoekhoopje te schenken, opent de gastvrouw met een groots gebaar de deur naar de kamer van vriendin. Net geopend, zien we haar man schielijk aan de andere kant van de kamer door een deur rechts verdwijnen. En vriendin nog enkele kleuren bleker worden.
Een deur daar tegenover leidde naar dezelfde badkamer als de onze. Geen probleem. De man wel. "Die deur kan ik toch wel op slot doen?" vroeg vriendin enigszins benepen.
"Nee, maar dat maakt niet uit", sprak de gastvrouw. Nou. Voor vriendin maakte dat heel veel uit. Eerst het hoekhoopje tegenover haar kamerdeur en nu een deur in die kamer die niet door haar op slot kan worden gedaan. "Hier blijven we niet. Ik ga hier echt niet slapen!" sprak ze gedecideerd.
Wij hadden eerlijk gezegd ook al bedacht dat hier slapen, voor ons niet viel onder het hoofdje ´gezellig overnachten´, dus na de gastvrouw, haar man en schoon-mummy beleefd gedag te hebben gezegd, zijn we toch maar verder gereisd. Naar een heel gezellig hotel, met prima restaurant en bar op 10 km afstand. En goed afsluitende kamers zonder rondlopende katten.

De volgende morgen zijn we na een prima nachtrust en idem ontbijt welgemoed vertrokken. Ditmaal in de hoop dat we dan in ieder geval ergens in een kasteel-achtige omgeving zouden kunnen lunchen.

En ja hoor. Op een groot bord langs de kant van de weg lezen we dat er een kasteel aankomt. Met Buffet. Wat willen we nog meer.
Helemaal enthousiast rijden we de oprijlaan op van een werkelijk indrukwekkend château. Met een groot spandoek voor de ingang. Helaas. We hebben weer te vroeg gejuicht. Het buffet waar we ons - zij het maar kort - zo op verheugden bleek de naam van een bekende Franse schilder te zijn. Bernard Buffet. En een deel van zijn werk werd tentoongesteld in dit mooie kasteel. Zonder restaurant.

Een stukje verder hebben we wel prima geluncht. In een klein, maar uitstekend etablissement. Vriendin heeft tot op heden nog steeds niet haar nacht in een kasteel doorgebracht. Tenzij je het huis van de ex-schoonouders van een van mijn broers, een kasteel noemt. Dat is weliswaar heel imposant, maar niet echt kastelig met kantelen en torentjes enzo. En dat bedoelde ze.
Wel hebben vriendin en ik een keertje, na een weekje tuinierende herfstvakantie in ons station, geluncht in een schitterend restaurant (Le Manoir d´Anet) recht tegenover het jachtkasteel van Diane de Poitiers. Dus een beetje kasteelgevoel gaf dat wel. Zeker ook gezien de prijs.....


Ingang jachtkasteel Diane de Poitiers, Aneth
(foto Maître Po)


Bernard Buffet voor 1 van zijn werken
(foto Elle)