donderdag 11 januari 2018

HOOGTEVREES? IKKE? VOOR GEEN (4) METER....

We kwamen er al gauw achter dat een verwaarloosd station kopen snel gaat. Maar dan... Als je woont en werkt in Nederland, moet je dus ofwel in je vakanties zelf klussen, ofwel je bent afhankelijk van aannemers in het land waar het te verbouwen/restaureren pand staat.
Gelukkig hebben wij tijdens ons eerste (en alle volgende) bezoek(en) aan dit dorp, geslapen in een hotel waarvan de eigenaar zich uitermate behulpzaam opstelde. Hij stelde ons al snel voor aan de burgemeester die toestemming moest geven voor de aanschaf van het station door particulieren, omdat de gemeente altijd voorrang heeft bij verkopen van staatseigendommen. Die toestemming was snel verleend omdat de gemeente er geen bestemming voor wist en deze hele uithoek van het dorp alleen maar verder in verval zag raken.  De burgemeester (nu een goede vriend) ´vergat´ echter voor het gemak (van de gemeente, helaas bleek later ons ongemak) te melden dat er 50 meter verderop tegenover ons terrein een "halteplaats" voor zigeuners was.... (Hierover in de toekomst een keer meer.)

Genoemde herbergier kende bovendien een architect die gespecialiseerd was in de restauratie van oude gebouwen, dus die werd nog voor het tekenen van het voorlopig koopcontract direct opgetrommeld.
De bouwkundige tekeningen werden gemaakt en direct weer door ons veranderd. 
Vervolgens kwam de goede man (de architect) met aannemers uit het stadje waar hij zelf vandaan kwam. 30 Km verderop... Dat was dus duidelijk niet onze bedoeling. Lokalen wilden wij. Want met de bewoners van ´ons´ dorp moesten we ooit door één deur kunnen. Al was dat in het begin vooral de deur van de plaatselijke supermarkt.
Uiteindelijk was alles geregeld. De offertes van de betrokken aannemers en de garanties waren binnen en de tekeningen waren aangepast aan onze wensen.
Vervolgens meldde de architect dat de verbouwing voorlopig moest worden uitgesteld, omdat het ziekenhuis uit zijn woonplaats een aantal architecten, waaronder de goede man zelve, had uitgenodigd om een ontwerp te maken voor een nieuw te bouwen complex.
Dus werden wij voorlopig (bijna een jaar) In De Wachtkamer gezet. Daar konden we lijdzaam toezien op de gestaag vorderende afbraak van het station door plaatselijke jeugd en vooral veel onbekend gebleven handelaren in oud eikenhouten parket, ramen, deuren en luiken, roze marmer (van de diverse open haarden) en zelfs de zinken dakgoten van de op ons terrein aanwezige hangar (het dak van het station zelf was gelukkig te hoog). "Leeg opgeleverd" heet dat meen ik in een koopcontract. Toch aardig dat zoveel vriendelijke onbekenden de Franse spoorwegen daarbij een handje hebben willen helpen....

Voor ik verder ga, eerst even een korte uitleg over hoe een station als het onze oorspronkelijk (in dit geval in 1884) werd opgeleverd.
Grenzend aan het voorplein bevond zich een afgezet terrein met waterput, een geit (voor de melk) en een stuk grond voor een groentetuin. Dit alles voor privé gebruik van de stationschef. Onder het station bevond zich een grote voorraad- en een grote kolen-/houtkelder. De stationschef (in ons geval was de laatste een -cheffin) woonde met zijn/haar gezin op de 1e verdieping, boven de wachtkamer, kantoortjes en loketten. Daar hadden ze (in ieder geval in ons station) een woonkamer, eetkeuken, 3 slaapkamers, een kleine badkamer en een toilet. (Of die laatste twee voorzieningen er al in 1884 bij de oplevering waren, betwijfel ik ten zeerste, aangezien de Fransen niet bepaald voorop liepen als het om sanitaire voorzieningen ging.)
De privé voordeur en de trap naar die woonverdieping bevonden zich in een soort van halletje rechts, naast de wachtkamer. Tot zover de geschiedenis. 
Terug naar het heden van toen.

Eind 1990 mochten we eindelijk De Wachtkamer uit. De werklui gingen aan de slag, de hoteleigenaar hield een oogje in het zeil (en z´n handje op, bij de plaatselijke aannemers bleek achteraf) en wij leefden van lang weekend, naar lang weekend, van vakantie naar vakantie en van voortgangsrapport naar voortgangsrapport.

Op een gegeven moment kregen we bericht dat de beide badkamers geïnstalleerd waren. Dát moesten bekeken worden.
Omdat wij van plan waren om het station in tweeën (verticaal gesplitst) te verhuren, hadden we een tweede trap nodig voor de slaapverdieping van het appartement aan de linkerzijde. Op dat moment, was de scheidingsmuur beneden wel al opgetrokken, maar die trap nog niet geplaatst. Maar... niet getreurd. Er was een ladder om op dat deel van de verdieping te komen. En hoewel de benedenverdieping ruim 4 meter hoog is, maakte me dat niet uit. Vrouwelijke nieuwsgierigheid overwint een hoop. Ook hoogtevrees. "Heus jongens, ik durf echt wel die ladder op te gaan hoor!"
Inderdaad. Óp wel. Maar áf niet.
Want toen ik de betreffende badkamer had bewonderd en iedereen alweer naar beneden was omdat ik ze (uit pure beleefdheid natuurlijk....) had laten voorgaan, moest ik toch echt zelf ook. En dat nu ging ik niet doen. "Bel de brandweer maar, dan kunnen ze me met zo´n bakkie naar beneden halen via het raam" opperde ik. Zoals iedere ladderoloog en ladderiater weet, werkt het afdalen als volgt: Je loopt doelbewust vanuit het veilige midden van de vloer, naar de ladder aan de rand van de afgrond. Afhankelijk van het feit of je rechts- of linkshandig bent, parkeer je je rechts of links naast die ladder. Daar aangekomen, pak je met één hand de boom van die ladder direct naast je, en draai je je vervolgens een halve slag om, met het doel de andere boom met je andere hand vast te pakken. Tegelijkertijd til je je rechter- of linkerbeen om de boom heen, kijkt naar beneden en zet je voet op een sport. Een fluit van een cent. Voor mij een handeling van 10 miljoen. Na een stuk of 20 pogingen, waarbij ik de ladder zowel van rechts als links heb benaderd (handig als je ambidexter bent) de eerste boom moedig heb vastgegrepen, en m´n been heb opgetild alsof ik een hondje bij een echte boom was, ging ik kotsmisselijk direct weer terug naar af. Want het vervolg, de halve pirouette, zag ik voor geen (4) meter zitten. Dat ging ik echt niet doen! Vergeet ´t maar. ´t Is veel te hoog hier.

Maar ja. Uiteindelijk moet je toch naar beneden, dus met broer Johannes boven me die me vasthield en echtgenoot Mike onder me, die m´n voet op de juiste sport heeft gezet en me stapje voor stapje naar beneden heeft geloodst, ben ik uiteindelijk toch beneden gekomen. Bibberend op m´n benen. Dat wel. Maar een gin tonic (of wat) in het hotel doet daarna wonderen.
En de badkamers waren mooi geworden. Dat had ik met eigen ogen kunnen zien. 
Mijn volgende bezoek aan dat deel van de 1ste verdieping was pas nádat de echte trap was geplaatst.


 

Deze twee foto´s zijn gemaakt toen we het voorlopig koopcontract
hadden getekend. 

Gezien het feit dat alle ramen en luiken nog zichtbaar zijn, is dit vóórdat werd begonnen
aan de werkzaamheden om het station écht leeg op te leveren... 
(Helaas - of misschien wel gelukkig - hebben we geen foto´s van die eindfase.)



 En die ladder zag er dus ongeveer zo uit. Maar dan 4 meter hoog....

SLAPEN IN EEN KASTEEL


Nadat we ´mijn´station hadden bezocht, bekeken en opgemeten en vervolgens de twee andere gekeurd en deels direct weer afgekeurd, werd de terugreis naar Nederland aanvaard. Met nog één overnachting in de planning.
Onze vriendin was onze TomTom. Gewapend met kaarten, een schrijfblok en een pen zat ze ´s avonds na het eten en ´s morgens voor het ontbijt, de route uit te stippelen. GPS bestond nog niet, maar dat maakte niet uit. Wij hadden onze vriendin. Ik wil zeker niet zeggen, dat ze vooral daarom met ons meereisde, maar makkelijk was het wel.
Buiten het uitstippelen van de route (met hier en daar een rondje omweg om een leuk meer of een andere bezienswaardigheid te bezoeken), vertelde ze hoeveel kilometers we nog moesten rijden en daarnaast konden we aangeven of we een binnenweg of een snelweg wilden volgen.

Na het laatste stationbezoek werd besproken waar we ongeveer zouden gaan overnachten. Vriendin riep toen meteen: "Ik hoop dat we een chambre d´hôte in een kasteel tegenkomen. Ik zou zo graag een keertje in een kasteel overnachten." Dus werd besloten daar naar op zoek te gaan.
En ja hoor. Rond borreltijd (en dus het moment om te zoeken naar een plek om te overnachten), zagen we een bord aan de rechterkant van de weg: "Chambres d´hôte", met in de verte een schattig kasteeltje in een park.
Als ´t geen achterlijk dure tent was, werd dit onze slaapplek voor die nacht.

Om bij de ingang te komen, moest je om het kasteeltje rijden en aan de achterkant vonden we een parkeerplaats en een ingang. Geen andere auto´s, dus waren wij de enige gasten voor deze nacht, wat de kans van slagen vergrootte. Vriendin helemaal enthousiast. "Eindelijk een keer slapen in een kasteel, al is ´t maar een kleintje."

Na een aantal malen te hebben geklopt, werd de deur uiteindelijk geopend door een dame op leeftijd. Een jaar of 65 à 70 schatten we. Op de vraag of we hier konden overnachten, werd positief geantwoord. Na binnenkomst werden we voorgegaan naar een grote ruimte, die duidelijk in gebruik was als eetkamer. Een grote tafel, met aan het hoofdeind een mummie in een rolstoel uit 1880 ongeveer. "Dit is mijn schoonmoeder", sprak onze gastvrouw. De mummie bewoog en er kwam een benig handje vanonder een grote wollen omslagdoek. Omzichtig werd dit door ons geschud, waarna het handje weer verdween onder genoemde doek, en we vervolgens werden voorgesteld aan de man des huizes in een wat slonzige outfit, met bijpassend uiterlijk.

Vervolgens ging onze gastvrouw ons voor naar onze kamers. Via een monumentale trap kwamen we op de eerste verdieping. Aan de linkerzijde van de hal bevond zich onze kamer. Een meter of 10 lang en 5 breed, met 1 tafeltje en een tweepersoonsbed. Een beetje karig, de inrichting, maar meer heb je niet nodig om te slapen. Rechts achterin een deur, waarachter zich de badkamer bevond. Simpel en niet écht spic en span.

Vervolgens werd de kamer van vriendin getoond. Aan de overkant van de hal. Recht tegenover haar kamerdeur lag een onbestemd, lichtgekleurd hoopje derrie in een hoek. "Stopverf" zeiden wij tegen vriendin. "Kattenpoep of -kots" zei vriendin, die niet voor de gek gehouden kon worden, omdat ze zelf 2 katten had. Haar doorgaans gezonde kleur, was plots een tintje lichter. Ter verduidelijking: vriendin heeft Schevenings bloed en is erg van schoon, schoner, schoonst in huis.
Zonder enige aandacht aan het hoekhoopje te schenken, opent de gastvrouw met een groots gebaar de deur naar de kamer van vriendin. Net geopend, zien we haar man schielijk aan de andere kant van de kamer door een deur rechts verdwijnen. En vriendin nog enkele kleuren bleker worden.
Een deur daar tegenover leidde naar dezelfde badkamer als de onze. Geen probleem. De man wel. "Die deur kan ik toch wel op slot doen?" vroeg vriendin enigszins benepen.
"Nee, maar dat maakt niet uit", sprak de gastvrouw. Nou. Voor vriendin maakte dat heel veel uit. Eerst het hoekhoopje tegenover haar kamerdeur en nu een deur in die kamer die niet door haar op slot kan worden gedaan. "Hier blijven we niet. Ik ga hier echt niet slapen!" sprak ze gedecideerd.
Wij hadden eerlijk gezegd ook al bedacht dat hier slapen, voor ons niet viel onder het hoofdje ´gezellig overnachten´, dus na de gastvrouw, haar man en schoon-mummy beleefd gedag te hebben gezegd, zijn we toch maar verder gereisd. Naar een heel gezellig hotel, met prima restaurant en bar op 10 km afstand. En goed afsluitende kamers zonder rondlopende katten.

De volgende morgen zijn we na een prima nachtrust en idem ontbijt welgemoed vertrokken. Ditmaal in de hoop dat we dan in ieder geval ergens in een kasteel-achtige omgeving zouden kunnen lunchen.

En ja hoor. Op een groot bord langs de kant van de weg lezen we dat er een kasteel aankomt. Met Buffet. Wat willen we nog meer.
Helemaal enthousiast rijden we de oprijlaan op van een werkelijk indrukwekkend château. Met een groot spandoek voor de ingang. Helaas. We hebben weer te vroeg gejuicht. Het buffet waar we ons - zij het maar kort - zo op verheugden bleek de naam van een bekende Franse schilder te zijn. Bernard Buffet. En een deel van zijn werk werd tentoongesteld in dit mooie kasteel. Zonder restaurant.

Een stukje verder hebben we wel prima geluncht. In een klein, maar uitstekend etablissement. Vriendin heeft tot op heden nog steeds niet haar nacht in een kasteel doorgebracht. Tenzij je het huis van de ex-schoonouders van een van mijn broers, een kasteel noemt. Dat is weliswaar heel imposant, maar niet echt kastelig met kantelen en torentjes enzo. En dat bedoelde ze.
Wel hebben vriendin en ik een keertje, na een weekje tuinierende herfstvakantie in ons station, geluncht in een schitterend restaurant (Le Manoir d´Anet) recht tegenover het jachtkasteel van Diane de Poitiers. Dus een beetje kasteelgevoel gaf dat wel. Zeker ook gezien de prijs.....


Ingang jachtkasteel Diane de Poitiers, Aneth
(foto Maître Po)


Bernard Buffet voor 1 van zijn werken
(foto Elle)